1    2    3    4    5    6    7    8    9    10    11    12    13    14    15    16    17    18    19    20    21    22    23    24    25    DTE 82



Originele verschijningsdatum: 15 januari 1982


Vanuit Het Hoofdkantoor
Hallo allemaal, Vanuit 't Hoofdkantoor wens ik jullie allemaal een zeer voorspoedig 1982. Voorlopig ziet het er naar uit dat het een goed jaar gaat worden, want de prognoses zien er positief uit. Rainbow is in de studio met een nieuwe organist, een toernee zal in de zomer volgen, er zal nu eindelijk een fanclubdag komen. Kortom: positieve geluiden. Hier is het een puinhoop geworden de laatste maand. Er ligt nog veel post die behandeld moet worden, maar geen paniek. Alles komt op zijn pootjes terecht, alleen duurt het wat langer dan gepland.

In dit blad o.a. een afscheidsverhaal over Don Airey die Rainbow heeft verlaten in oktober, na de wereldtoernee 1981. Verder in het midden een uitgebreid uithaalbaar poll-formulier. Hopelijk is het aantal mensen dat meedoet weer net zo groot als vorig jaar. In dit nummer zul je minder foto's aantreffen omdat de kwaliteit toch te wensen overliet. Bovendien is de hoeveelheid informatie erg groot, zodat dit blad weer dikker is dan het vastgestelde maximum van veertig pagina's. En toch heb ik er niet alles in kunnen verwerken. Zo heb ik de singlebesprekingen moeten laten vervallen, maar dat komt de volgende keer. Jullie speciale aandacht vraag ik voor het lange verhaal over het ontstaan van Deep Purple. Veel leesplezier met dit nummer en tot de volgende keer.

Gerrit



SO LONG, MR AIREY


De lijst wordt lang: Craig Gruber, Mickey Lee Soule, Gary Driscoll, Jimmy Bain, Tony Carey, Mark Clarke, David Stone, Bob Daisley, Ronnie James Dio, Cozy Powell, Graham Bonnet en nu dus ook, Don Airey. Ze hebben met zijn twaalven één ding gemeen: ze mogen zich allemaal ex-Rainbowlid noemen. Don Airey heeft Rainbow officiëel op 1 december verlaten, nadat bij insiders al enige weken de nodige geruchten daarover de ronde deden. Afscheid nemen van Don Airey doet mij persoonlijk veel verdriet, want in mijn ogen was hij Rainbow's meest bekwame toetsenman tot op heden.

Don is geboren op 21 juni 1950. Al snel wordt hij door zijn ouders ertoe gedwongen pianoles te nemen, ook al is het met tegenzin. Die tegenzin verdwijnt als sneeuw voor de zon, als hij ontdekt welke waarde de klassieke muziek voor de popmuziek kan hebben. Maar alle pogingen ten spijt, het lukt hem niet om in een vaste band te komen. In het begin van de jaren zeventig wordt zijn ijver beloond, als hij veel werk krijgt als sessie-muzikant.

Hij is te horen op talloze hitsingles als keyboardist, vooral op produkties van Mickie Most. Tijdens één van de sessies ontmoet hij een andere sessie-muzikant, n.l. Cozy Powell. Ze kunnen het goed met elkaar vinden, maar Don verliest Cozy uit het oog, als deze vast werk bij Jeff Beck krijgt. Jaren later, in de herfst van '73, formeert Cozy een eigen band, nadat zijn groep BEDLAM na één LP een mislukking blijkt.

Het wordt de groep HAMMER. Als bassist neemt Cozy Clive Chaman mee uit de groep van Jeff Beck en Bedlam-zanger Frank Aiello komt ook mee. Gitarist wordt dan de onbekende studio-gitarist Bernie Marsden. Powell wil ook een toetsenman hebben. Hij herinnert zich die organist van een paar jaar geleden nog. Airey is in die paar jaar niet veel verder gekomen en neemt het aanbod met beide handen aan.

De eerste single, de instrumental "Dance with the devil", wordt meteen een internationale hit. Chaman wordt na een maand vervangen door Don's vriend, bassist Neil Murray. Er volgen nog twee minder grote hits in de vorm van "The Man in Black" en "Nanana". Maar in april '75 maakt Cozy een eind aan de groep. Hij ziet de muziekbusiness niet meer zitten en besluit aan motorracen te gaan doen. Aiello wordt weer studio-zanger en duikt pas in 1981 weer op bij Powell's LP "Tilt". Marsden sluit zich aan bij Babe Ruth. Op de Ruth LP "Kid's Stuff" (Capitol 5C 062-82160 EMI) komt de Marsden-Powell-Airey kompositie "Living a lie" te staan. Neil Murray en Don Airey spelen op enkele nummers mee.

Maar Don en Neil vertrekken naar de nieuwe groep van drummer Jon Hiseman, Colosseum II. Gary Moore is de gitarist. Colosseum II maakt vrij komplekse rock met veel jazz-invloeden. In april '76 verschijnt de eerste LP "Strange new flesh" (Bronze ILPS 9356). Eind '76 vertrekt vokalist Mike Starrs naar Lucifer's Friend en Murray naar National Health.

Murray wordt vervangen door John Mole, terwijl Moore de zang voor zijn rekening neemt. In '77 komen er twee LP's kort na elkaar uit. In juni "Electric savage" (MCA 2800) en in september "Wardance" (MCA 2817). In augustus '78 vertrekt Moore naar Thin Lizzy, waarin hij in 1974 ook al speelde. In Colosseum II wordt hij vervangen door Keith Airey, de broer van Don. Op de LP's van Colosseum II zullen we in PLAATPRAAT nog terugkomen.

Hoewel het spelen in de groep Don best bevalt, heeft het een nadeel. Don: "We hadden weinig optredens. En als we eens een keer speelden, kwam er een publiek, dat alleen maar rock wilde horen. De groep maakte jazzy muziek op het moment dat die stroming helemaal niet in de markt lag. Omdat de groep soms maandenlang zonder werk zat, probeerde ik mijn naam als sessie-muzikant weer op te vijzelen. En dat lukte. Ik verdiende er op die manier een aardige cent bij. Dat was wel nodig ook, want van de inkomsten van de Colosseum-platen kon ik nauwelijks leven. Eén van mijn bekendste bijdragen was de LP "Never say die" van Black Sabbath. In december '78 doekte Hiseman de groep op omdat niemand nog geinteresseerd was.


In januari '79 wordt Don voor de tweede keer in zijn leven door Cozy Powell gevraagd of hij interesse heeft weer met hem te spelen. Als Don hoort dat Cozy met Ritchie Blackmore een nieuwe band wil opzetten, spitst hij zijn oren, want Deep Purple was jaren geleden één van zijn favoriete groepen. Het leidt uiteindelijk tot de vijfde Rainbow line-up, nadat ook Roger Glover en Graham Bonnet er bij komen. Don Airey is tweeënhalf jaar toetsenman bij Rainbow geweest. Twee lange wereldtoernees heeft hij meegedraaid en de fans, die hem live zagen, zullen hem zeker niet snel vergeten.

Na zijn komst bij de band kregen de keyboards een steeds belangrijker rol toebedeeld. Zijn soli in "Lost in Hollywood" waren bij Rainbow-shows. Hierin liet hij horen heer en meester te zijn over zijn vele toetsen en synthesisers. Don heeft de groep uit zichzelf verlaten. Hij was na zijn komst goede vrienden geworden met Cozy en Graham. Toen die twee in 1980 de band verlieten, werd Don de eenling in de groep.

In de Amerikanen Turner en Rondinelli vond hij de oude kameraadschap niet terug, die hij eerder had. Een ander belangrijke reden voor zijn vertrek is Blackmore's keus voor het live-repertoire. Voor de laatste wereldtoer had Blackmore de nadruk gelegd op oude suksessen en, haalde, zoals bekend, zelfs oude Deep Purple-fragmenten terug. Blackmore's vernieuwingsdrang beperkte zich tot studio-werk en dat was volgens Don te gering. "Ik weet niet wat Ritchie ertoe beweegt om steeds maar weer die oude dingen te spelen. Ik voelde me beperkt in mijn kreatieve mogelijkheden omdat er bijna geen improvisatieruimte was. Na de komst van Joe en Bobby voelde ik me bovendien enigszins geisoleerd. Ik voelde me niet meer op mijn gemak."

Wat gaat Don nu doen? Zoals al aangekondigd in gesprekken met de Fanclan, neemt hij begin '82 zijn solo LP op. Het wordt een soort 'concerto for keyboards and orchestra', waarmee hij min of meer in de voetsporen van Jon Lord treedt. Kort na het bekend worden van Don's vertrek, probeerde ik hem telefonisch te bereiken. Aanvankelijk wist in Engeland niemand waar hij zat, maar uiteindelijk kreeg ik hem op donderdag 17 december na veel moeite aan de lijn.

Hallo Don. Met Gerrit van de nederlandse fanclub. Ik wilde je vragen naar je plannen voor de komende tijd.

Don: Na de kerst zal ik uitgebreid de tijd nemen voor mijn eigen plaat. Het is de bedoeling dat deze tegen Pasen verschijnt.

Het wordt een plaat met orkestbijdragen. Zouden we het kunnen vergelijken met de werken van Jon Lord?

Don: Misschien wel wat de organisatie betreft, maar de muziek zelf zal wel anders zijn omdat ik nu eenmaal een andere persoon ben.

Dan is hier een bericht binnengekomen omtrent een samenwerking met Graham Bonnet.

Don: Dat klopt. Hij wil een tweede LP opnemen en heeft me hiervoor gevraagd. Ik zou ook op de eerste LP meedoen, maar de worldtour van Rainbow nam te veel tijd in beslag. Verder heeft mijn oude vriend Gary Moore gevraagd hem te helpen bij zijn nieuwe plaat. Hij is na de Colosseum-tijd altijd een goede vriend gebleven.

Okee, Don, ik kom nog even terug op een gerucht dat circuleert. Er wordt verteld over een nieuwe groep, waarin Graham Bonnet en Cozy Powell en jij zullen gaan spelen. Wat is jouw reaktie?

Don: Ik kan er kort over zijn. Graham heeft het er met mij nog niet over gehad dat hij weer zou willen optreden, dus de roddeltantes zijn beter op de hoogte dan ik.

Wel, Don, namens alle fans in Holland wens ik je a merry christmas and a happy new year en veel sukses in je verdere loopbaan.

Hiermee sluit ik dit overzichtsverhaal over Don Airey af. Het hoeft geen betoog dat ik zeker op hem zal terugkomen als zijn solo-projekt klaar is.



RAINBOW
GAAT VERDER MET DAVID ROSENTHAL

Na het eind van de worldtour 1981 werd het opmerkelijk stil rond de band. Pessimisten vreesden het ergste. Maar het nieuws rond het vertrek van Don Airey bracht de bal weer aan het rollen. Don is vervangen door de onbekende amerikaan DAVID ROSENTHAL! We kunnen op dit moment nog weinig over deze nieuwe man vertellen. Hopelijk weten we over twee maanden meer. Eind november zijn Ritchie, Roger, Joe en Bob met David vertrokken naar Montreal voor een nieuwe LP.



'T SCHEPPINGSVERHAAL
HET ONTSTAAN VAN DEEP PURPLE

Regelmatig wordt in brieven de vraag gesteld "Hoe is Deep Purple ontstaan?", vaak vergezeld met de opmerking "is het waar dat....". Er bestaan nogal wat sensatieverhalen over Purple's oorsprong, waarvan de meeste op halve onwaarheden berusten. Het leek daarom een goed idee eens uitgebreid in te gaan op wat zich eind '67/begin '68 heeft afgespeeld. Ik heb hierbij gebruik gemaakt van allerlei archiefmateriaal, uitspraken in later gedane interviews, waarbij ik een door de engelsman Peter Frame gemaakte stamboom als leidraad heb genomen. Lees hier het scheppingsverhaal......

HET IDEE VAN TONY EDWARDS

Eind 1967 benaderde een zekere Tony Edwards een zekere John Coletta. Edwards had een goed lopend textielbedrijf. Tony: "De popmuziek floreerde erg goed in die tijd. Engeland leverde de beste groepen. Maar verstand van de business eromheen had ik niet, maar het leek me de moeite waard zelf een popgroep op poten te zetten. Ik wist dat, als ik het een beetje handig zou aanpakken, er veel geld te verdienen zou zijn. Daarom zocht ik John Coletta op. Hij was een bekend reclameadviseur en zou me goed kunnen helpen met het opzetten van promotieaktiviteiten. Hij had er wel oren naar. We gingen een paar avonden bij elkaar zitten en al snel stond er op papier hoe we het zouden doen. De papieren groep was er, maar het punt was: hoe krijgen we de mensen bij elkaar? Noch John noch ik hadden kennissen in de popwereld, maar een vriendin van mij kende iemand, die muzikanten zocht voor een eigen band. Dat was Chris Curtis. Chris was bekend geworden als drummer bij The Searchers. Deze groep had in het midden van de jaren 60 een aantal grote hits gehad, maar Chris was eruit gestapt omdat hij een eigen groep wilde leiden. Hij leek me een geschikte vent om mee van start te gaan, ook al omdat door zijn bekendheid de kans van slagen groter zou zijn."



DE KOMST VAN LORD & SIMPER

Curtis kreeg van John en Tony de opdracht een groep samen te stellen. Chris woonde in een flat in London en wist dat in dezelfde flat een organist woonde, die hij wel eens had gehoord: Jon Lord. In een interview in 1971 vertelde Jon: "Ik had net een overeenkomst gesloten om een toernee te doen met de Flower Pot Men.

Deze groep was een bedenksel van een stel songschrijvers en met een stel studiomuzikanten hadden ze onder die naam een single uitgebracht, die terstond een grote wereldhit werd, "Let's go to San Francisco". Er kwam vraag naar optredens van een niet bestaande groep, dus moest er snel een band uit de grond worden gestampt, zodat er geld kon worden verdiend. De eerste organist van de band kreeg echter een ongeluk.


Ik werd toen benaderd en het leek wel iets want de bluesgroep Santa Barbara Machine Head was niets geworden. Ik kwam net thuis van een repetitie, toen Chris bij me aanbelde. Hij vroeg of ik interesse had met hem een band te beginnen. Financiëel zou het geen probleem zijn want John en Tony waren bereid er geld in te steken. Het idee beviel me wel en daarom zei ik ja."

Maar Jon moest in januari '68 wel eerst de toer met de Flower Pot Men doen. In die weken werd Jon goede vrienden met de bassist, Nick Simper. Op een avond vroeg Jon hem of hij zin had om na de toer met hem een nieuwe band te beginnen. Toen hij Nick vertelde dat hij geen financiëel risico zou lopen, vond Simper het okee. Op 24 februari speelden ze voor het laatst met de bloempotmannen.


BLACKMORE: EERST NIET, LATER WEL

Intussen had Curtis niet stilgezeten. Als gitarist voor zijn band had hij ene Ritchie Blackmore op het oog. Het was hem bekend welke sensatie hij bij Lord Sutch in de beginjaren 60 op het toneel had gebracht en dat Ritchie al weer een poos zonder vaste band zat. Ritchie woonde sinds 1965 in Hamburg. Chris nodigde Ritchie per telegram uit naar London te komen om over een nieuwe band te praten. Ritchie later in een interview: "Ik woonde al weer geruime tijd in Hamburg en hield mij, mijn vrouw en zoon in leven door het spelen als sessie-gitarist bij Polydor en de meest uiteenlopende platen. Ik verdiende niet veel. Het grootste deel van de dag hield ik me bezig met oefenen. Tot dan had ik in veel bandjes gespeeld, maar vaak slechts als ingehuurde gitarist voor een toernee. Een paar keer probeerde ik iets zelf op te zetten, maar zowel The Three Musketeers als Mandrake Root kwamen nauwelijks uit de startblokken. Toen ik dat telegram kreeg, leek het me wel wat. Bovendien zou ik geen financiele risico's lopen en dat vond ik al een hele geruststelling."

Dus nam Ritchie het vliegtuig naar London om met Chris, Jon, Nick, John en Tony te kletsen. Erg tevreden was hij niet met het onderhoud. Ritchie: "Het leek een samengeraapt zooitje. Er was nog geen noot gespeeld, maar Chris wist precies te vertellen hoe goed ze wel waren. Ik vond hem een grote opschepper. Hij wilde bovendien drummen en zingen. Nadat we op mijn voorstel een uurtje hadden gejamd, wist ik dat hij beide niet kon." Coletta betaalde hem het geld voor de vliegticket en Blackmore keerde terug naar Hamburg.

De kritiek van Ritchie maakte wel indruk bij de anderen en de man, die de eigenlijke aanzet had gegeven, kon de week erna vertrekken. Jon Lord, die wel inzag dat Ritchie toch weldegelijk kwaliteiten had, haalde Ritchie telefonisch over het nog eens te proberen. Ritchie ging akkoord op de voorwaarde dat zijn oude vriend Bobby Woodman (hij speelde in diens eerste bandje) achter het drumstel zou komen te zitten. Lord vond het prima want zo was het drummersprobleem opgelost.

OPNIEUW WIJZIGINGEN PLUS DE NAAM


Dus kwam Ritchie met Bobby Woodman, die ook in Duitsland verbleef, weer naar Engeland. Woodman was in die jaren een levende legende in de engelse scene. Hij was de eerste rockdrummer met een dubbele bassdrum. Nick: "Jarenlang hadden we niets meer van hem gehoord, maar naar zijn kwaliteit werd niet gevraagd, vanwege zijn reputatie....". Nick zelf kwam met een nieuwe zanger op de proppen: Dave Curtis (geen familie van Chris). Maar al na twee dagen was iedereen erachter dat ook Dave niet de juiste man was. Voor de derde keer moest er gezocht worden naar een zanger. Er werd een advertentie in Melody maker geplaatst. In een leegstaande boerderij werden audities gehouden. Een naam was intussen al bedacht voor de groep door Tony: ROUNDABOUT (rotonde dus).

Aanvankelijk werd er geen geschikte vokalist gevonden. Op een gegeven moment werd zelfs overwogen om als instrumentale groep door te gaan. Tijdens de sessie was al duidelijk geworden dat Jon en Ritchie elkaar goed aanvulden. Het verblijf op de boerderij kostte veel geld en de problemen werden groter toen Woodman liet weten zich niet op zijn gemak te voelen bij hun wat hij noemde "circusmuziek". Hij mocht vertrekken en het trio Lord-Blackmore-Simper bleef over. Tony: "John en ik hadden de taak op ons genomen om de boel te financieren. We kochten versterkers en alles wat erbij hoorde, betaalden de huur die zo'n 50 pond (toen zo'n 400 gulden) per week bedroeg en het eten en drinken. Het liep allemaal niet zo vlot als we ons hadden voorgesteld. Maar dankzij ons doorzettingsvermogen gaven we niet op. Blackmore kon het heel goed vinden met Lord. Ze praatten soms uren over de koers die ze zouden varen. Ook Nick wist goed raad met de muzikale uitspattingen van de twee, maar voor Woodman was het te revolutionair, te nieuw."


EVANS EN PAICE OP AUDITIE


Bij de vele auditie-klanten bevond zich ook Rod Evans. Hij was tot dan zanger bij The Maze, een groep die al enige jaren zonder sukses aan de weg timmerde. Hij had, om zijn zenuwen te kalmeren vriend en Maze-drummer Ian Paice meegenomen. Ritchie kon zich Evans nog herinneren uit Hamburg en ook Paice kwam hem niet onbekend voor. Ritchie: "Ik was een keer op terugreis van Italië naar Hamburg, toen ik een klein ventje zag, die ik al eens in Hamburg had zien spelen. Ik was juist van plan een nieuwe groep op te zetten en ik vroeg dat ventje, of hij met mij in een band wilde spelen. Maar in plaats van 'ja' te zeggen, gaf-ie me een grote bek terug van "wat voor klootzak ben je wel, ik maak zelf wel uit met wie ik speel". Daarna vond ik hem alleen nog maar sympatieker." Paice kon meteen achter de door Woodman achter gelaten drumkit kruipen en Ritchie kon het niet nalaten hem te komplimenteren. Even was er een moment onzekerheid. Paice wilde alleen blijven als Evans ook zou mogen blijven. Nu waren de anderen niet bepaald overtuigd van Rod's kwaliteiten, maar ze wilden Paice ook niet kwijt. Dus Evans bleef.

DEBUUT IN DENEMARKEN

Het vijftal Blackmore-Lord-Simper-Paice-Evans oefende nog twee weken keihard om een programma in te studeren. Welke muziekrichting hadden ze voor ogen? Jon: "Ik had Vanilla Fudge in 1967 in de Speakeasy zien spelen en ging er van uit mijn bol. We zouden de engelse tegenhanger van de Fudge worden, dachten we."

Het viel snel op dat zowel Lord als Blackmore grote ego's hadden. Evans kon soms twee uur in een luie stoel gaan liggen omdat de twee zich helemaal uitleefden in hun soli. Het ingestudeerde materiaal bestond voornamelijk uit covers, zoals bijna elke beginnende band dat doet. Maar de talenten van Jon en Ritchie zorgden er wel voor dat de nummers bijna onherkenbaar werden veranderd. "Hey Joe" (Jimi Hendrix), nummers van Beatles en Stones en ook een hardrock-versie van "House of the rising sun".

Dit nummer werd in 1970 overigens een hit van de groep Frijid Pink in een hardrock-versie, die veel overeenkomsten vertoond met de Purple-versie. Om het materiaal voor publiek uit te proberen werd de groep aan een aantal clubeigenaren in Denemarken en Noorwegen aangeboden. Zo ging de band met een vrachtwagentje op de boot en trad Roundabout op 20 april 1968 voor de eerste keer op in het plaatsje Tastrup in Denemarken.

OMA'S FAVORIET: DEEP PURPLE

De volgende ochtend, tijdens het ontbijt, is iedereen nog enthousiast over het eerste optreden, behalve Blackmore. Jon Lord: "Ritchie kwam als laatste aan tafel met een bedenkelijk gezicht. We zaten verheugd na te praten, maar hij zei geen woord. Toen ik hem vroeg wat er aan de hand was, zei hij alleen maar "de naam deugt niet" en begon aan zijn ontbijt." 's Avonds na het tweede optreden kwam Ritchie er op terug. De groepsnaam trok volgens hem het verkeerde publiek. "Jullie hebben gezien dat er alleen maar jonge mensen waren gekomen die de populaire hitparade-deuntjes willen horen. Een naam als Roundabout is net zoiets als Monkees of Tweedle-dee Tweedle-dum. We moeten iets hebben waar wat geheimzinnigs in zit." Iemand vroeg hem of hij zelf een idee had. Waarop Ritchie de historische woorden zei "It's Deep Purple". De andere aanwezigen vonden het een prima idee. John Coletta belde meteen alle kranten en zaalhouders voor de komende dagen om te melden dat Roundabout niet zou komen maar dat hij hen voor dezelfde prijs een nieuwe sensationele band kon leveren die Deep Purple heette. Hij vertelde natuurlijk niet dat het dezelfde band was. John zei alleen maar tegen ieder die het horen wilde: Deze groep is iets nieuws in de popgeschiedenis. Ze verenigen Beatles, Stones en Pink Floyd tot een nieuwe muziekrichting. Deze reklame-slogan trok de nodige aandacht en de skandinavische pers reageerde positief.

DEBUUT LP IN 18 UUR OP BAND


Tony en John, vooral de laatste, hadden demobandjes naar diverse maatschappijen gestuurd. EMI was de enige die reageerde. Na enig onderhandelen werd overeengekomen dat de groep één single en één LP voor het Parlophone-label mocht maken. John had zelfs een overeenkomst met een klein amerikaans firmaatje gesloten (Tetragrammaton) zodat de platen daar ook zouden worden uitgebracht. De bevestigingen van de kontrakten lagen bij terugkomst uit Skandinavië in de bus. Er werd een goedkope studio gehuurd en Ritchie vroeg zijn oude vriend en producer Derek Lawrence om de debuut-LP te produceren. Onder voor de jaren 80 onvoorstelbare omstandigheden werd de eerste LP in een (let wel) vier-sporen studio in twee werkdagen opgenomen.


SINGLE; FLOP IN U.K. - HIT IN U.S.A.


De eerste single, "Hush"/"One more rainy day", werd in de eerste week van juni 1968 in Engeland uitgebracht, in Amerika een week later. In Engeland werd de plaat nauwelijks opgemerkt door de muziekpers en de DJ's. Terwijl hetzelfde nummer, dat werd geschreven door Joe South, op het europese kontinent al enkele maanden eerder een hit was geweest voor Billy Joe Royal. Purple leek kansloos.

Een maand later. Op maandagmorgen werd Tony uit zijn bed gebeld: "Hey hey hey Tony. Hier is Paul, zeg luister. Je kunt me geloven of niet, maar jullie zijn binnengekomen bij Billboard." Het was Paul Watkins, labelmanager van Tetragrammaton in de USA. Tony geloofde er geen snars van. "Ach, kom op, Paul. Geen hond hier koopt de plaat en jij wilt beweren dat..... Hou op met die onzin." Maar het was al te waar. Purple was binnengekomen in de amerikaanse top 100. Die dag was het feest.


RITCHIE: THIS IS ONLY THE BEGINNING

Een week later. Dezelfde Paul belde Tony opnieuw uit zijn bed. "Hier is Paul weer. Tony, kunnen jullie deze week nog even naar de States komen? Ik heb een paar tv-optredens geregeld, want de single is dertig plaatsen gestegen en de verwachting is dat-ie de top tien gaat halen. De jongens hoeven niets mee te nemen, behalve de master-tapes van de LP, want die moet onmiddelijk worden uitgebracht."

Opnieuw was het feest. Op woensdag trokken zeven man naar New York met de LP-band. Blackmore wilde persé zijn eigen gitaar meenemen, omdat de tv-shows live moesten worden gedaan en hij niet op een vreemd instrument wilde spelen. De rest van de week brachten ze door in tv-studio's en deden hun eerste interviews, waarbij Ritchie in een bui van jeugdig enthousiasme de uitspraak deed: "This is only the beginning."

De debuut-LP "Shades of Deep Purple" werd in Amerika in de eerste week van augustus uitgebracht, een maand eerder dan in Engeland, en "Hush" stond op de rand van de top tien.

De LP was dedicated to (opgedragen aan) Bobby (Woodman), Chris en Dave (Curtis) en Lord's favoriete komponist Ravel, zoals op de hoes vermeld werd. In Amerika sprak iedereen over deze nieuwe groep, maar in Engeland wist niemand nog wie Deep Purple was. Hun eerste grote optreden in Engeland was op 10 augustus 1968 op het Sunbury Festival. Inderdaad, this was only the beginning........



POWELL OF STRENGTH

Het muzikale verleden van Cozy is al eens uitgebreid toegelicht in het oktober-nummer van 1980. Sinds zijn vertrek bij Rainbow is zijn populariteit alleen nog maar groter geworden. Powell is één van die zeldzame drummers die niet zozeer bekend is als lid van een groep, hij mag dan vijf jaar in Rainbow hebben gedrumd, maar het was altijd ZIJN naam die trots op de bass-drums stond geschilderd. Het is al moeilijk genoeg om je naam als muzikant te vestigen, maar de problemen zijn tien keer zo groot als je drummer bent. Het is misschien omdat Cozy weet waar hij goed in is en zich daarbij houdt. Hij kijkt op tegen drummers uit de jazz-wereld, maar hij zal nooit proberen ze te overtreffen. Hij kent rock en dat is wat hij speelt.

Cozy begon zijn karrière door 163 maten af te tellen en dan op een triangel te slaan in een school-orkestje, maar gaf dat al snel op om plaats te nemen achter een heuse drumkit. Hij leende een Premier drumstel van een vriend en begon te sparen voor een Ludwig-set. Om het geld te verdienen ging hij naar Duitsland en speelde daar acht uur per dag. "Ongelukkig genoeg," zegt Cozy nu, "gaf ik al het gespaarde geld uit, want ik moest ook nog leven en ik verdiende niet veel. Het was een verschrikkelijke situatie.

Dus ik moest nog een half jaar blijven om het geld voor de kit bij mekaar te krijgen. Toen kocht ik eindelijk die Ludwig-kit en het was mijn grote trots. Het had een 22 inch bassdrum, 13x9 tom tom, 16x16 floor tom tom en een 6½x15 snare drum. De bekkens waren van Zildjian. Paiste maakte toen nog geen bekkens voor rock-drummers en in die dagen was het een modeverschijnsel om een Ludwig-kit met Zildjian-bekkens te hebben, dus wilde ik er ook één. Pas nadat ik in 1969 met Jeff Beck naar Zwitserland ging, vroeg Paiste of ik hun bekkens niet wilde gebruiken en dat deed ik wat ik dacht echt dat ze goed waren.

Zildjian-bekkens kunnen de manier waarop ik speel (ik sla keihard op de bekkens) niet verdragen. Zildjians hebben een mooi geluid, ze zijn erg jazzy. Maar voor de manier waarop ik speel zijn Paiste-bekkens meer geschikt. "Ik heb een komplete selektie Paiste-cymbals: een 24" ride, twee 20" crashes, 15" hihats, een 6" splash, een 20" china-type, een 18" crash-ride aan de ene kant en een 20" crash-ride aan de andere kant en verder nog een 20" ride en nog een 18" crash. Ze zijn allemaal uit de 2002 en de 602 serie. Paiste heeft nu de Rude-serie geintroduceerd maar tot hun grote ergenis ben ik er niet tevreden over.

"Ik kan wel muziek lezen, maar ik weigerde altijd sessies waar ik van papier moest drummen want de meeste mensen die drum-muziek schrijven spelen zelf geen drums. Ik hield er van sessies te doen waar de arrangeur mij mijn gang liet gaan. Zo kreeg ik mijn naam. Ik had een bepaalde stijl en als ze die wilden horen, dan hoefden ze mij maar te roepen."

"Op een gegeven moment wilde ik meer bass-slagen spelen, maar als ik drie snelle tikken met mijn voet deed, waren de tweede en derde tik lang niet zo hard als de eerste. Ik nam toen een dubbele bassdrum-kombinatie maar het duurde meer dan een jaar voor ik er mee overweg kon. Ik heb nooit geoefend, behalve toen ik pas begon. De laatste twaalf jaar heb ik het niet meer gedaan. Veel mensen verbaast dat en zeggen dat ik veel beter zou spelen als ik het wel zou doen. Dat kan wel zo zijn, maar ik zou mijn agressie verliezen, op een machine gaan lijken. Wat heeft het voor zin om uren en uren per dag in je eentje erop los te beuken. Daar ben ik te oud voor. Ik ga liever een pilsje drinken in de kroeg."

Cozy's hedendaagse drumstel komt voor het grootste deel uit de 9000-serie van Yamaha. Hij heeft een heel speciale snare-drum, door Yamaha gebouwd, maar het is een prototype en is nog niet op de markt gebracht. Diezelfde snare-drum draagt wel sterk bij tot het zo karakterestieke geluid van Cozy. Nog een woordje over zijn vertrek, na vijf jaar, bij Rainbow: "Ik vertrok omdat ik dacht dat de band zich niet verder ontwikkelde en Ritchie een nog groter ego dan ik had en na vijf jaar kon het gewoon niet verder. We hadden genoeg van elkaar. Hij is een erg goede gitarist, maar hij is geen vriend. De muziek werd ook te poppy en verschilde erg veel met het uitgangspunt in het begin. Om de één of andere reden wilde Blackmore een popster zijn en nu probeert hij zichzelf nog steeds wijs te maken dat Ritchie Blackmore, hard en humeurig is. Misschien kun je het publiek iets wijsmaken, maar niet jezelf."

Hij raakte verzeild bij Michael Schenker en is aanwezig op vele sessies. Hij speelt op Bernie Marsden's tweede LP ("ik had maar tijd voor één track"), op Graham Bonnet's LP ("ik was heel tevreden met bassist Gary Twigg") en ook op het nieuwe Young & Moody-album. Verder gaan er verhalen over sessies met Robert Plant, voormalig zanger bij Led Zeppelin, maar Cozy laat er niet veel over los. "Ik ben er niet zeker van. Sommige tracks komen misschien op een LP, sommige misschien niet."

"Als het op techniek aankomt is Simon Philips de beste drummer in Engeland op het moment. John Bonham was in zijn soort de beste en het is jammer dat hij niet meer onder ons is. Ik hou van Buddy Rich en vroeger ook van Louis Bellson."

Tony Horkins, International Musician and Recording World december 1981



GILLAN EINDELIJK IN HOLLAND


Gillan komt dan eindelijk naar Nederland. Als er niets fout loopt, staat de band op 28 januari op de planken in de Stadsgehoorzaal in Leiden. Vorig jaar is er al twee keer een konsert op het laatste moment afgelast. Eerst in mei in Wageningen, later in juni een festival in Den Haag. Ironisch genoeg zal de band, die Gillan in Den Haag verving, in Leiden als voorprogramma optreden: Tygers Of Pan Tang. Gillan heeft een monstertoer door Engeland achter de rug. Zelden deed een band van een dergelijk formaat zo'n uitgebreide ronde door het vaderland: 43 konserten op rij.

HET DOET ER WEL TOE !

Carol Clerk van Melody Maker volgde de groep op het moment dat drummer Mick Underwood juist vader was geworden: congratulations, Mick, with your daughter. Het geluid in Dundee was bar slecht, hoewel het publiek nieuwe songs als "Hadely bop bop" en "I'll ripe your spine out" even enthousiast ontving als favorieten als "No easy way" en "Unchain your brain". Ian Gillan: "Het is belangrijker om onszelf tevreden te stellen dan het publiek. Ik heb het allemaal meegemaakt dat je na een slechte avond in een luie stoel zakte en zei "wat doet het er toe?"

Maar het doet er wel degelijk toe. Op zo'n moment moet je je zelf een trap in je achterste geven en het de volgende dag wel goed doen. Het zou zo gemakkelijk voor mij zijn om te zeggen "het enige dat ik hoef te doen is zingen", maar we hebben allemaal de verantwoordelijkheid om het goed te doen." Door hun aandacht voor details, de trots op hun werken, en hun streven om het publiek zoveel mogelijk waarde voor hun geld te geven, is Gillan één van de meest professionele bands in Engeland geworden.

In vier jaar tijd heeft de groep zich tot een topattraktie ontwikkeld, die meer publiek trekt dan ooit tevoren. Het is nu duidelijk dat de waardering van de fans naar de groep als geheel uitgaat en niet alleen naar de zanger. Het komt zelfs voor dat je mensen ziet die zich als John McCoy hebben uitgedost: kaal en een valse baard. "We hebben op deze tour een absoluut fenomenale respons gehad," zegt Gillan "er is veel waardering voor ons en ik hoop dat het is omdat ze ons vertrouwen, dat ze zien dat we niet de gemakkelijkste weg gekozen hebben. We hebben gedaan waar we in geloofden, zonder naar het kommersjele resultaat te kijken. En we hebben ervoor gewerkt: we hebben twee albums en vijf singles gemaakt en alleen in Engeland al 80 konserten gegeven.

Eén van de spannendste momenten van mijn leven was het Reading Festival dit jaar. We zijn er vier jaar achtereen geweest. De eerste keer stonden we onderaan de lijst met namen en dit jaar waren we de top-band. Een sprookje werd werkelijkheid. We voelden ons alsof we wisten dat elke fan er was. Zeker, iedere fan in Dundee kende "Smoke on the water", hoewel de meeste te jong waren om zich te kunnen herinneren dat het de eerste keer een sukses was. "Smoke" en "Child in time", het zijn twee songs, waarmee ik zo vaak geassocieerd wordt, dat het een stuk van mezelf is geworden. "Smoke" past evenwel meer in wat we nu doen dan "Child in time". Het is bijna zo dat, als ik niet in Purple had gezeten, ik nog steeds dingen als "Trouble" en "New Orleans" zou doen. "Het gebeurt bijna elke dag dat er fans komen en zeggen "we willen een handtekening voor vader en moeder.... ze waren grote Deep Purple-fans."

VERTREK TORME - KOMST GERS


De band, en het publiek, aksepteerden nieuwe gitarist Janick Gers meteen, hoewel Bernie Torme in de herinneringen van de leden blijft. "De wonden zijn nog steeds aan het genezen. We praten er onder elkaar niet zo veel over. Niemand wilde dat Bernie zou vertrekken, maar de zaken werden onmogelijk. Het was duidelijk dat er drastisch iets moest veranderen om de groep voort te zetten zoals het ging. Toen de bom barstte, kwam Janick naar Keulen gevlogen, oefende twee uur met ons en speelde dezelfde avond nog mee. Hij heeft veel bijgedragen aan het nieuwe album. In plaats van te schrijven en op te nemen in de studio, zoals gebruikelijk, brachten we een paar weken door met vrouwen en vriendinnen in een dorpje. Het was alsof het een vakantie met kantooruren was."

PRODUCER S. SMITH


Het opnemen van "Double Trouble" bracht Gillan voor het eerst in kontakt met een producer van buitenaf, Steve Smith. Elders in dit blad vind je een informatief stukje over deze in hardrock-kringen onbekende man, die toch al een lange staat van dienst heeft. Ian schrok aanvankelijk enorm van de resultaten. "We luisterden naar de live-tracks en vonden het prima. Ik was in de zevende hemel en ging naar huis. In de auto draaide ik de cassette met de studio-tracks.

Tegen de tijd dat ik op de snelweg zat, werd ik zo kwaad, dat ik de cassette eruit haalde en uit het raam smeet. Ik belde Colin op en hij zei dat hij zich na de eerste keer net zo had gevoeld, maar het niet zo subjektief wilde beoordelen en de band een week met rust had gelaten. Toen hij een week later weer luisterde, wijzigde hij zijn opinie. Dus luisterde ik er pas een poos later weer naar, toen ik naar Hong Kong vloog. Toen vond ik het ook prima. Ik realiseerde me dat Steve er veel aan had toegevoegd. het bewijst dat je heel nauw van geest kunt worden. Het was een schok om te ervaren dat iemand anders het beter kan doen dan jezelf."

GEEN PARTIJ KIEZEN

Teksten op "Double Trouble" gaan vooral over de wereld om ons heen, zoals "Men of war" en het drie-delige "Born to kill". Ian: "Ik schrijf over wat ik voel, maar ik probeer weerstand te bieden aan het gevoel om partij te moeten kiezen. Ik ga niet op het dak staan te schreeuwen. Ik word, net als iedereen, kwaad op dingen waar ik een hekel aan heb en ik wil graag een beetje diepte in de songs hebben, maar als de mensen dat niet interesseert kunnen ze altijd nog woorden horen die leuk klinken bij de muziek. Ik breng mensen graag aan het denken.

Na "Mutually Assured Destruction" ben ik gevraagd om mee te doen aan een anti-kernwapen demonstratie en ik zei "nee". Ik zou er niet willen spelen. De argumenten zijn dogmatisch geworden. De mensen met de meeste macht maken heus niet de meeste herrie. Neem nou stakingen. Er zijn er zo veel dat de mensen er ziek van worden..... ziek van goede en ziek van slechte stakingen, ziek van goede en slechte demonstraties.

Naar mijn mening zijn leiders van liefdadigheidsinstanties, militante organisaties, konservatieve en socialistische organisaties, om te generaliseren, een hoopje stinkers, dat geleid wordt door een grote interesse in zichzelf. De rest van de wereld denkt dat we onszelf kapot maken met rassenonlusten, industriële moeilijkheden en financiële problemen, maar ik geloof dat we meer een eenheid vormen dan we zelf toegeven. In mij zit een iets Schots, iets Engels, iets Iers en iets van een Franse zigeuner. Daarom ben ik misschien wel zo optimistisch over de toekomst."

3 KONSERTEN IN JANUARI 1992

Terwijl ik dit verhaal aan het typen was, kwam het telefonische bericht binnen dat Gillan niet één maar liefst drie konserten geeft in januari. Hier volgen de drie data en wie weet kom ik je daar wel tegen.


GILLAN with support-act TYGERS OF PAN TANG:

- dinsdag 26 januari: ARNHEM Stokvishal
- woensdag 27 januari: DEN BOSCH Casino
- donderdag 28 januari: LEIDEN Stadsgehoorzaal


Houd evenwel de media goed in de gaten, want het zou niet de eerste keer zijn dat het niet doorgaat.

WHO IS S. SMITH ? ?

De naam Steve Smith zullen de meeste van ons pas voor de eerste keer zijn tegengekomen op Gillan's "Double Trouble" als producer. Daar producers meestal toch al zo anoniem blijven, ben ik blij dat ik over deze man iets meer kan vertellen zodat hij uit de onbekendheid kan worden geheven. Steve is een stille amerikaan, die al jaren meedraait, maar zich niet gauw op de voorgrond stelt.

Tussen 1969 en 1971 was hij assistent engineer in de Muscle Shoals Studios in Alabama, waar grote soul-acts van Atlantic en Stax, maar ook Leon Russel en Eric Clapton opnamen. Steve leerde daar het nodige van star-producers als Ahmet Ertegun en Tom Dowd. Later vroeg Chris Blackwell van Island Records hem als staf-producer (1972). Smith produceerde 'klassiekers' als "Sneaking Sally thru the alley" en "Some people can do what they like" van Robert Palmer. Zijn grootste verdienste tot op heden mag wel de eerste live LP van Bob Marley worden genoemd, met "No woman no cry".

Voor zover het de studio-opnamen betreft van "Double Trouble", heeft Smith geprobeerd Gillan een herkenbaar amerikaans geluid te geven. "Het was echter niet de smaak van Ian en hij was eerst woedend toen hij de tapes hoorde." Maar dat is nu bijgelegd en ze kunnen elkaar weer onder ogen komen. Ze werkten beiden in tegengestelde richtingen. Steve: "Het album is voor Ian een nieuwe stap. De markt in Engeland is voor de groep min of meer verzadigd. Veel groter kunnen ze niet worden. Hun laatste drie LP's zijn goud geworden. Dus om in Engeland aan de top te blijven, hebben ze mij niet nodig.

Maar ze moeten hun markt uitbreiden en Amerika proberen te bereiken. Wil je tegenwoordig in deze ekonomische situatie meedraaien, dan moet je wel in Amerika doorbreken. En het amerikaanse publiek maakt zich net zo weinig zorgen om de popscene in Engeland als de prijs van rijst in China. Het is fijn dat iedereen, pers en publiek, in Engeland je zo waardeert, maar de enige manier om het in Amerika te maken is door een enorme grote hit te hebben. En om die hit te krijgen, heb je een zeker radio-geluid nodig.

Dat is waarom zo weinig engelse bands sukses hebben in de States en waarom veel groepen hun platen daar niet uitgebracht zien. Dus gaf ik Gillan een cassette met daarop een typische amerikaanse FM rock show, zodat ze de verschillen konden merken, waar ik over praatte. Ik vroeg ze niet om hun speel- of schrijfwijze te veranderen. Ik wilde alleen maar dat alles opgenomen en gemixed zou worden met die amerikaanse sound in het achterhoofd. Aanvankelijk vond Ian dat ik te ver gegaan was. Maar hij is een gentleman en niet bang om te zeggen dat hij van gedachten is veranderd. Hij vindt het album nu goed en dat zie ik als een bewijs van mijn theorie." Tot zover Steve Smith. Maar waar ik nu benieuwd naar ben, zijn de reakties van de europese Gillan-fans. Mijn visie kun je lezen in "Plaatpraat". Mijn dank gaat uit naar Chas de Whalley van het engelse vakblad International Musician and Recording World.



M.S.G. IN UTRECHT

Voor de tweede keer was MSG in Nederland. Op Pinkpop had ik ze niet gezien omdat ik er niet was. Ten eerste zie ik een dergelijk festival met tien verschillende muziektrends niet zitten (je kunt nooit alles goed vinden en ten tweede had ik andere verplichtingen).

Maar in september was het dan zover. Schenker c.s. konserteerden in Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht. Dat beloofde wat want ik ken de zaal als één met een zeer goede akoestiek. De stemming zat er goed in, mede door het grote aantal Rainbow-fans dat er rondliep.

Het voorprogramma deed me denken aan de eerste keer dat Rainbow in ons land was. AC/DC was toen het voorprogramma en u bij MSG waren het de Starfighters; een bandje dat ik tijdens mijn verblijf in augustus in Engeland al had mogen beleven.

Een soort AC/DC-achtige band (vind je het gek met de achterneef van de Young brothers, die muziek zit in de familie). Echt goed was het niet, bovendien was de zanger verkouden, maar de volle zaal werd lekker opgewarmd en dat was de bedoeling. Daarna een korte pauze.

Op het podium stonden indrukwekkende Marshall-torens, waarvan er slechts twee funktioneerden (ja, Schenker heeft ook gevoel voor show). Na een intro op de band met muziek van Wagner (ja hoor!), die echt bombastisch duits klinkt, startte de band met "Are you ready" van het eerste album.

Daarna volgden de hoogtepunten van de twee LP's elkaar snel op. Er werd prima gespeeld, de sfeer in de band was (ik moet zeggen: leek) goed. Het geluid was ook erg goed, dus mijn vrees na het slechte tweede album was voor niets geweest. Paul Raymond switchte voortdurend van gitaar naar toetsen en speelde ze soms zelfs tegelijker tijd. Michael zelf speelde solide en leefde zich heerlijk uit. De 'eendegang' heeft hij perfekt gekopieerd van Chuck Berry.

De Rainbow-fans waren vanzelfsprekend in eerste instantie gekomen om Cozy Powell te zien. Wel, Cozy is sinds zijn vertrek geen centimeter veranderd. Hij heeft nog steeds hetzelfde drumstel en hij heeft zijn eigen lichtshow van Rainbow meegenomen naar MSG.

Zijn drumstijl is ook niets veranderd. Hecht, beukend, zwetend, hoe je het ook bekijkt: elke tik die hij geeft met zijn boomtakken (drumsticks mag je het niet noemen), is gewoon raak.

Nu heb ik in het vorige nummer geschreven, dat het fijn was bij Rainbow eens een keer een andere drumsolo te horen dan die van Powell, die ik al vele keren had gehoord en altijd hetzelfde was. Maar als je deze vakman weer in Utrecht bezig zag en hoorde, dan kon je gewoon niet ontkennen dat Cozy nog steeds aan de top staat. Over het algemeen hen ik het niet zo op lange drumsoli. De solo van Cozy duurde zo'n tien minuten maar ik heb me geen seconde verveeld. De solo bestond uit twee delen.

In beide delen liet hij een band meedraaien met klassieke muziek. De muziek van het eerste deel heb ik niet herkend (wie het weet, schrijf het me), maar het tweede deel was onmiskenbaar de oude solo die hij ook bij Rainbow speelde: Tchaikovsky's 1812 Overture. Het was in één woord schitterend!

Muzikale hoogtepunten waren voor mij verder "Lost horizons" en "Let sleeping dogs lie". Deze songs werden prachtig opgebouwd. Natuurlijk was er UFO's "Doctor doctor" en de toegift "Ready to rock" waarin de heren elkaar overgoten met Spa-water. Het nivo was erg hoog en het verbaasde mij te horen dat na de europese toer Gary Barden en Paul Raymond de groep hebben verlaten. Dat betekent in ieder geval een nieuwe stem. Kortom: een geslaagd concert!



PLAATPRAAT


De plaatbesprekingen in "Over the Rainbow en zo" zijn NIET overgenomen uit muziekbladen, maar komen onder verantwoordelijkheid van de Rainbow Fanclan. Ook dit jaar geen Kerst single of Kerst LP van Ritchie Blackmore. Niet dat iemand dat had verwacht, maar de fanatieke verzamelaars kunnen gerustgesteld zijn. Niets gemist!

THE RODS
THE RODS   Arista 203 925

De naam "The Rods" zal maar weinig mensen iets zeggen. De naam David Feinstein misschien nog minder. Dat David een neef is van Ronnie Dio, zullen maar heel weinig mensen weten, maar het doet velen de oren spitsen.

Daarom, een korte inleiding: In de herfst van 1967 ontbinden Ronnie Dio (bas en zang) en gitarist Nick Pantas The Prophets om met Gary Driscoll (drums), Doug Thaler (toetsen) en Ronnie's neef David Feinstein op gitaar door te gaan als The Electric Elves, later The Elves. In de zomer van 1970 is de groep betrokken bij een auto ongeluk, waarbij Pantas om het leven komt. Mickey Lee Soule (op toetsen) komt de groep (nu ELF geheten) versterken terwijl Thaler ook de gitaar hanteert, maar al snel de groep verlaat.

Dio-Feinstein-Soule-Driscoll worden in 1972 opgemerkt door Roger Glover en Ian Paice, die samen het eerste ELF album produceren. Op deze plaat valt Feinstein op door zijn strakke spel. Deze verlaat de groep in 1973 omdat hij niet van het vele toeren hield (de groep speelde vaak als voorprogramma bij vele Purple-toernees). ELF ging door met gitarist Steve Edwards en vormde in 1975 de basis voor Blackmore's eerste Rainbow-album. Van Feinstein werd 8 jaar lang nauwelijks iets vernomen.

Wat David ook gedaan heeft in die jaren, het gitaar spelen is hij zeker niet verleerd, getuige het frisse debuutalbum van The Rods, waarvan David de leider is. Verder horen we drummer Carl Canedy en bassist Gerry Bordanero. De door Fernstein en Bordanero geproduceerde LP telt tien stukken, waaronder twee covers. De plaat kent zes hoogstandjes en vier tegenvallers. De laatste kategorie maar eerst. "Music man" heeft een leuke riff, maar het toch al zwakke refrein wordt te vaak herhaald. "Get ready to rock'n'roll" is mij teveel een dertien-in-het-dozijn nummer en "Rock hard" is ondanks een goede solo een matige kompositie. De plaatsluiter "Roll with the night" is een slechts een korte nietszeggende boogie.

Maar gelukkig telt de plaat veel hoogtepunten. "Power love" is een schitterend beton-miniatuurtje met een mooie gitaarlijn. "Crank it up" is het logische vervolg en valt op door solide drumwerk. "Hungry for love" is zo'n nummer dat moet groeien. Na meer malen luisteren voelde ik pas de kracht ervan. De ballade "Woman" heeft een prima solo aan het eind.

En dan de twee covers. "Ace in the hole" (het origineel is me niet bekend) is een slow song, prima gezongen door Bordanero, het enige door hem gezongen nummer. Tot slot het hoogtepunt absolutement waar we als nederlanders best trots op mogen zijn, "Nothing going on in the city", geschreven door de groningse gitarist Robbie Elzinga, dat oorspronkelijk te horen is op de LP van White Honey, waarvan Hanneke Kappen zangeres was. De Rods-versie bevalt me nog beter. Kei- en keihard en swingend. Ik heb nog niets gezegd over Fernstein's zangkwaliteiten. Hij haalt het niet bij zijn beroemde neef, maar hij mag er zijn. Hij kent zijn beperkingen en treedt daar niet buiten. Als gitarist is hij sinds 1973 op het eerste ELF-album alleen maar klassen beter geworden. Dit debuut LP'tje van The Rods is goed genoeg om je aan te raden er eens naar te luisteren.




GRAHAM BONNET
LINE-UP    Vertigo 6302 151 (Phonogram)

Bonnet's eerste post-Rainbow LP (zijn derde solo-lp in totaal) heeft lang op zich laten wachten. De oorzaak zal wel liggen in het feit dat de mensen, die hij wilde laten meedoen, niet altijd beschikbaar waren. Maar liefst 16 muzikanten hebben hun medewerking verleend: Cozy Powell (alle elf nummers op drums), bassist Gary Twigg (6 songs), bassist Chrissie Stewart (4), bassist Neil Murray (1), gitarist Micky Moody (alle nummers), Quo man Francis Rossi (2), zijn Quo collega Rick Parfitt (1), Quo toetsenman Andy Bown (1), Adrian Lee op synthesiser (6), saxofonist Mel Collins (1), Jon Lord (1), toetsenman Ian Lynn (2), John Cook op toetsen (4), Russ Ballard (1), gitarist Kirby (1) en tot slot Martin Ditcham op de tamboerijn (3). Een hele waslijst dus!

Powell, Bonnet en Moody zijn dus in elk nummer de konstante aanwezigen en daarom is het geen ratjetoe geworden. Zoals verwacht heeft Bonnet geen enkele kompositie afgeleverd. De man kan goed zingen maar niet schrijven. Het zijn 8 covers geworden met drie speciaal voor de gelegenheid geschreven songs van het duo Bob Young-Micky Moody.

"Line-up" was in eerste instantie een teleurstelling omdat ik verwacht had dat Bonnet materiaal zou kiezen dat in het verlengde zou liggen van Rainbow nummers als "All night long" maar dat is niet gebeurd. Graham is zichzelf gebleven en dat moeten we waarderen. De eerste single "Night games" verschijnt hier in een opnieuw gemixte versie, die toch aan kracht inboet vergeleken met de single-mix. Ook de b-kant, het uitstekende "Out on the water" (van Young & Moody) staat op de LP. De veel mindere tweede single "Liar" komt er op voor, evenals de derde single in Engeland, "That's the way that it is". De oude Phil Spector-kompositie is ongetwijfeld één van Graham's eigen favorieten, maar het doet de LP geen goed.

Ook Chuck Berry is één van zijn lievelingen en godzijdank koos Bonnet niet voor "Johnny B Goode", "Bye bye Johnny" of "Roll over Beethoven", want die hebben we al zo vaak gehoord. Nee, op de LP vinden we het veel minder bekende "Anthony boy", waarbij blazers een grote rol spelen. Dit nummer is overigens wel weer in het overbekende 12-maten-schema, maar, allas, het werd tenslotte in 1957 gemaakt.

"Dirty hand" en "Can't stand in the open" zijn van Young & Moody en dat is te horen. Het eerste swingt prima, maar de titel wordt teveel herhaald. Het tweede is prima te noemen, inklusief een slide-solo van Moody. Er blijven nog drie nummers over, die er echt uitspringen. De bewerking van het oude Kinks-nummer "Set me free" (prima keus) is erg origineel, vooral het intro. Als liefhebber van de oude Kinks bevalt me dit goed. "SOS" is (evenals "Liar") geschreven door Russ Ballard, waarin deze zelf nog even de gitaar hanteert. Het nummer is minder voorspelbaar en Bonnet moet zelfs erg zijn best doen. Mijn favoriet van de LP is de ballade "I'm a lover", Blackmore mag dan beweren dat Graham geen ballade kan zingen, maar hij heeft het dan wel over een Blackmore ballade, want Graham toonde jaren geleden al aan (remember "Only one woman") dat hij het op ZIJN manier wel kan. In "I'm a lover" bewijst Graham op een schitterende wijze dat hij het nog steeds kan.

Van "Line-up" is moeilijk een algemeen beeld te geven. Daarvoor is de plaat te veelzijdig. Het is niet geworden wat ik er precies van had verwacht, maar het zal Bonnet weinig uitmaken of de plaat een groot sukses wordt of niet. Hij heeft er veel plezier in gehad en dat is te merken. Vergeleken met zijn LP's uit '77 en '78 is deze veel steviger, maar dat ligt voor een groot deel ook aan Cozy en Moody. Nog één ding over de hoes: Op de voorkant staat Graham in vijf verschillende poses met daar doorheen zeven gekleurde balken in de volgorde van een regenboog. Duidt dat nu op de veelzijdigheid van de LP? Tenslotte: als er visite is, dan wordt het met deze plaat pas echt gezellig.

BLACK SABBATH
MOB RULES   Vertigo 6302 119

RIFF RULES

Wie destijds mijn bespreking van "Heaven and hell" heeft gelezen, weet waarom ik de groep tien jaar geleden na twee LP's niet meer zag zitten. Om dezelfde reden vind ik de nieuwe Sabbath LP een stuk minder dan de vorige: de riff heeft weer een greep naar de macht gedaan in de Sabbath-sound en dat stel ik een stuk minder op prijs. "Heaven and hell" kenmerkte zich door een opmerkelijke frisheid, die we van Black Sabbath niet meer gewend waren en dat was ongetwijfeld te danken aan de komst van Dio. Op "Mob rules" doet men (ondanks de komst van drummer Vinnie Appice) een stapje terug. De plaat is weer gestoken in een makabere hoes en ik ben er niet eens van geschrokken. Opnieuw ontbreken groepsfoto's en teksten, maar ook daar zijn we aan gewend. Jammer! Dat wel. Opnieuw is de plaat weer perfekt geproduceerd door Martin Birch. Verder zijn er bijdragen op toetsen van ene Geoff Nichols. Ronnie heeft toch zijn zin (zie vorige blad) doorgedreven want de jongeman is met de groep meegeweest op de amerikaanse toernee van Black Sabbath, zodat we nu toch van een vijfde man mogen spreken.

De plaat opent à la "Neon knights" met "Turn up the lights". Ook nu dringt de vergelijking met Rainbow featuring Dio zich op. Een prima openingsnummer. "Voodoo" duurt net lang (of kort) genoeg om niet te vervelen, want de riff waarop de song steunt, is niet al te sterk. Een fraai akoestisch introotje opent "A sign on the southern cross", maar dan.... is er de ouderwetse Sabbath-dreun. De loodzware riff ligt mij te zwaar op de maag, maar is voer voor oude Black Sabbath-freaks. Het is te lang om spannend te blijven.

Vervolgens worden we gekonfronteerd met een elektronisch experimentje van Iommi. Ook op vroegere LP's kwamen dit soort dingen voor en het doel ervan is mij steeds ontgaan. Voor mij zijn het simpele vullertjes. De titel "E5-150" slaat op een stuk effektapparatuur van een merk, waarvoor ik niet betaald wordt om reklame voor te maken. Live wordt dit stukje voor het konsert op tape afgedraaid en dan heeft het wél een funktie en ga ik ermee akkoord.

De titelsong die doet mij daarna alle teleurstellingen weer vergeten, want daar is het weer van dik hout alleen kun je planken zagen. "If you're listening to fools, the mob rules." Inderdaad Ronnie, als eenling kun je weinig beginnen tegen de machtshebbers.

Kant twee opent (alweer) met zo'n loodzware riff in "Country girl". Okee, ik weet het: Black Sabbath IS een riffband maar dan zou ik graag wat frissere riffs horen. Voor de zangmelodie kon Ronnie niet meer bedenken dan met de gitaarriff mee te zingen en is mijn inziens niet de moeilijkste oplossing. Beter daarentegen doet hij het in "Slipping away" waar de riff de zangmelodie ondersteunt. Het fantasietje van gitaar en bas, die om beurten kort soleren, is prima ingepast en niet geforceerd. "Falling off the edge of the world" is werkelijk een juweeltje. Het eerste deel is heel ingetogen, met synthesiser aangevuld, en in het tweede deel breekt de hel los. Iommi laat een prima stukje vakwerk horen en de stem van Dio past er perfekt in. De LP wordt voortreffelijk op gepaste wijze afgesloten met de ballade (is langzaam, want romantisch is het nooit) "Over and over".

"Mob rules" is geen slechte plaat geworden, maar het nivo van "Heaven and hell" wordt niet gehaald. Op moment van schrijven is mij niet bekend of we de groep na de engelse toernee van eind december, half januari ook nog in ons land kunnen aanschouwen. In ieder geval zullen we toch kunnen luisteren naar live-muziek van de groep omdat we dit jaar (verwacht rond mei-juni) een live-dubbel LP zullen kunnen begroeten.

M.S.G   2
MICHAEL SCHENKER GROUP    Chrysalis 203 957-320

PRODUKTIEFLOP 1981

Over het tweede (eigenlijk eerste) album van MSG wil ik kort zijn. Wie niet teleurgesteld is, mag zich geen Schenker-fan en zeker geen Powell-fan noemen. De plaat is grandioos verknald door producer Ron Nevison (van UFO faam). Zowel Schenker als Powell hebben zich in talloze interviews verontschuldigd voor het volkomen foute geluid van de plaat. Ze hebben het beiden niet in de hand gehad en het is niet hun schuld.

De groep is een klein half jaar in de weer geweest en volgens uitlatingen van genoemde heren is het een marteling geweest. De komposities zijn waarlijk niet slecht, welnee, maar Nevison was nu eenmaal de baas in de studio en hij bepaalde hoe het zou gaan klinken. Resultaat: Schenker lijkt niet op Schenker en Powell, wel, het is dat ik weet dat Cozy erop meespeelt, maar het is niet te horen want zijn zo typische eigen geluid is volledig weggemixt.

Over het geluid zal ik het verder maar niet meer hebben anders ben ik bang dat er erge dingen gebeuren. Op kompositorisch gebied valt er meer te genieten. Op de eerste kant staan vier prima stukken. Allereerst het wat kommersjele "Ready to rock" ('t is dan ook een single), het ingehouden "On and on", het verrassende "Attack of the mad axeman" en het beste nummer van de plaat "Let sleeping dogs lie".

Op kant 2 hebben we dan het mooi opgebouwde "I want more" (bijna 7 minuten) en "Looking for love". Iets tegenvallend is de afsluiter "Secondary motion" en echt teleurstellend is het door Raymond geschreven en gezongen "Never trust a stranger".

Kortom: een vreemde zaak. Een plaat met prima komposities, die echter niet om aan te horen zijn. Intussen zijn zanger Gary Barden en Paul Raymond ontslagen en worden de geruchten van een nieuwe groep met Powell, Robert Plant en Jimmy Page steeds sterker en zijn de twee vertrokken mensen nog niet vervangen.

Is Schenker nog steeds een moeilijke jongen en staat-ie straks weer alleen? De tijd zal het leren. Maar wat dé LP van 1981 had kunnen worden, is niet meer dan de produktieflop van het jaar. Hup, Nevison terug naar de HTS en Schenker maakt maar eens een praatje met Martin Birch of Roger Glover en dan komt alles in 1982 nog weer op zijn pootjes terecht.



COZY POWELL
TILT   Polydor 2490 163

POWELL GESPLITST

Op zijn tweede solo LP is Cozy tenminste beter te herkennen dan op "MSG". "Tilt" hikt op twee gedachten. De plaat is gesplitst in een vokale kant en een instrumentale zijde, resp. kant één en kant twee. Op de eerste kant horen we een funky begin in "The right side", met Engeland's meest gevraagde sessie-saxofonist Mel Collins in een swingende hoofdrol. Het nummer zou zelfs een groot sukses in discotheken kunnen worden. Overigens, geen gitaar in dit nummer. "Jekyll & Hyde" is wat onduidelijk voor mij. "Sooner or later" doet me soms denken aan "Since you been gone" (ja hoor), het is erg popperig en duidelijk als single bedoeld. In deze drie nummers hanteert Chris Glenn van MSG de bas. De zang is van Elmer Gantry, vroeger bij Stretch ("Why did you do it?").

Het laatste nummer is een kompositie van Powell-Murray-Airey, hoewel de laatste niet te horen is. De song komt nog uit de tijd van Hammer (zie het verhaal over Don Airey), "Living a lie" werd in 1976 opgenomen door Babe Ruth op de LP "Kid's stuff" (ook toen met Bernie Marsden) en hier klinkt het bijna hetzelfde. De zang is hier van Frank Aiello en die kennen we nog van de enige LP van Cozy's Bedlam en zo is de vriendenkring kompleet.

De tweede kant is een verlengstuk van "Over the top". De muziek is erg jazzy. We horen twee stukken die overbleven van de sessies van Jeff Beck's laatste LP "There and back". Het zijn twee stukken van de hand van Jan Hammer, "Cat moves" (je zou in het begin toch denken dat er iets met je draaitafel mis is) en "Hot rocks".

In beide nummers schittert Beck als vanouds. In het eerste nummer wordt de basgitaar nog bespeeld door oud-gediende Jack Bruce, maar in het laatste stuk wordt deze vervangen door de synthesiser-bas van John Cook. Hetzelfde doet Don Airey in de overige twee nummers "Sunset" en het flitsende "The blister", waarin Gary Moore nog eens laat horen wat hij kan. Moore speelt aardig in de zelfde richting als Beck en draagt er toe bij dat de tweede LP zijde een goed geheel vormt.

Net als "Over the top" is "Tilt" geen echte drumplaat geworden (de solo ontbreekt zelfs), hoewel Cozy duidelijk steeds herkenbaar aanwezig is. Ik houd er wel van, alleen de splitsing tussen een vokale en instrumentale kant zou ik niet gemaakt hebben, maar een kniesoor die daar op let.

RAINBOW
THE BEST OF RAINBOW   Polydor 2675 223

OVERBODIG OVERZICHT

Bij mijn frekwente bezoeken aan platenzaken verbaas ik me iedere keer weer over de vele verzamelplaten die worden uitgebracht. En steeds vraag ik me af: waarom? Een verzamel LP kan om verschillende redenen worden uitgebracht. Ik noem: de groep is uit elkaar, de groep is van platenlabel veranderd, de groep wil een periode afsluiten, etc. In al deze gevallen ga ik er vanuit dat er met de band iets aan de hand is. Maar een nog meer voorkomende reden is volgens dat: de platenmij wil zelf een extra centje verdienen.

Wel, de eerste Rainbow-verzamelaar is er na vijf studio-albums. En ook nu vraag ik me af: waarom? Er dient te worden nagegaan van wie het idee afkomstig is: van Polydor of van Rainbow? Het antwoord hierop heb ik (nog) niet.

In het vorige blad had ik het in mijn nabeschouwing van de Rainbow-konserten over een "Greatest Hits" gedachte, die in de show stak en in deze kontekst is het wel erg opvallend dat deze plaat is verschenen. Toen ik dan ook van de plaat hoorde, kwamen allerlei bange gedachten in mij op.

Wil Blackmore een eind maken aan Rainbow? Is er een muzikale koerswijziging op komst? Met de wetenschap dat de groep met nieuwe toetsenman Rosenthal een nieuwe LP opneemt, kunnen we in ieder geval rekenen op een voortzetting van het Rainbow-projekt en een komplete koerswijziging lijkt me toch niet zo voor de hand liggend.

Al zoekende kan ik alleen maar tot de konklusie komen dat deze dubbelaar het initiatief van Polydor is. Men wil de kassa flink laten rinkelen.

Want, let wel: een verzamel-plaat is goedkoop en gemakkelijk te vervaardigen. De nummers zijn er al. Je neemt nummers van verschillende platen en zet ze in een nieuwe volgorde en klaar is Kees. In deze voor de platenindustrie moeilijke tijden is het dan mooi meegenomen dat zo'n goedkope produktie (die voor de konsument heus geen dubbeltje goedkoper is) wat extra geld opbrengt.


Voor wie is zo'n "Best of Rainbow" nu interessant? De echte Rainbow-fan heeft alles al, dus niet voor hem. De plaat is interessant voor de groep mensen, die Rainbow wel leuk vinden maar er niet zo snel een gewone LP van aanschaffen. Of de groep mensen die niet het geld heeft om alle platen te kopen. De berichten tonen aan dat er in Engeland voldoende belangstelling is voor de plaat (notering in de LP top 20), maar in ons land lijkt de belangstelling vrij klein. Goed nu dan over naar de plaat zelf (hè hè).

De twee LP's zijn verpakt in een opvallende hoes. Opvallend in die zin, dat evenals op "Difficult to cure" de groepsnaam nauwelijks opvalt (in tegenstelling tot alle vorige LP's) en er geen regenboog te bekennen is op de hoes. Het ontwerp is van de engelse werkgroep Hypgnosis en toont een typisch Hollands landschap. Dat is wel het laatste dat ik op de hoes van een Rainbow LP had verwacht aan te treffen.

Op de binnenkant foto's van de groepsleden. Erg opvallend is het ontbreken van oude groepsleden (Powell uitgezonderd), mede omdat het meeste materiaal van oude bezettingen afkomstig is. Alle nummers zijn door Roger Glover opnieuw door de mix-machine gehaald en dat heeft zo zijn voordelen (als je thuis een goede stereo hebt). Neem b.v. de tracks van de eerste Rainbow LP, "Man on the silver mountain", "Sixteenth century greensleeves" en "Catch the rainbow". Mijn bezwaar tegen die LP was altijd de zwakke produktie. De plaat klonk dof en mat.

Na Glover's mix klinkt het een stuk helderder, b.v. door de naar voren gehaalde bekkens. Van Rising zijn "Stargazer", "Starstruck" en "A light in the black" vertegenwoordigd. Van "Long live rock'n'roll" komen "Gates of Babylon", "Kill the king" en het titelnummer. "Down to earth" is aanwezig via de hits "All night long" (maar wel in de engelse single-mix die niet in Nederland werd gebruikt), "Since you been gone", "Eyes of the world" en "Lost in Hollywood". Uit "Difficult to cure" horen we de singles "I surrender" (heel fraai opnieuw gemixed) en de hit "Can't happen here" plus het nooit op LP verschenen "Jealous lover" (wel hier op de 12-inch), dat nu niet meer dan een lokkertje lijkt voor diegenen die de 12-ich single hebben gemist, want het behoort niet tot Rainbow's hoogtepunten.

Wat betreft de nummerkeuze is er altijd wel wat op aan te merken (zo had ik graag "Temple of the king" erop gezien), maar ik dacht dat de belangrijkste songs er wel op staan. De plaat is dus een uitkomst voor mensen die niet alle LP's hebben. "The Best of Rainbow" levert misschien nieuwe fans op (je kunt er door worden aangezet de andere LP's te kopen). Maar, uit de grond van mijn hart, moet ik zeggen dat de plaat volstrekt overbodig is voor de echte fans, die meer gebaat zouden zijn geweest met een live-plaat.


GILLAN
DOUBLE TROUBLE   Virgin 301 804-406

TE VEEL !

Het was oorspronkelijk (dat is voor het vertrek van Torme) de bedoeling om in de herfst een studio LP uit te brengen en in 1982 een live-plaat. Ian heeft anders besloten. De twee gedachten werden gebundeld en zo kwam de dubbel LP "Double trouble", een studio- en een live LP. "Double trouble" is geproduceerd door de amerikaan Steve Smith, over wie je in dit blad kunt lezen. Ian zelf was eerst teleurgesteld, maar later enthousiast.

Maar mijn visie is ongewijzigd gebleven, ook na meermalen beluisteren. Ik mis namelijk het geluid van Torme. Janick Gers is heus wel een redelijk gitaarspeler, maar hij heeft een geluid in zijn instrument dat mij minder bevalt en dat is doorslaggevend. Smith heeft de band een ander geluid meegegeven, waar ik minder achter kan staan, maar daar is nog aan te wennen. De studio-plaat krijgt van mij daarom een voldoende.

De live-plaat daarentegen is niet te pruimen. Het geluid is verschrikkelijk; voor een groot deel te wijten aan de omstandigheden: de openlucht van Reading. Bovendien hoor je de band zelden samen. Een lang intro van Towns, een drumsolo, een bassolo, etc. Zo krijg je een verkeerd beeld van de groep. In "If you believe me" horen we toch Torme nog, want dit werd al eerder opgenomen, maar het is niet bepaald mijn favoriete nummer. Op de overige songs is Gers nog niet goed ingespeeld. Jammer, maar deze plaat is een grote stap terug.


TOP 100


Toen ik de lijst van de Veronica Top 100 aller tijden, die in december is uitgezonden, onder ogen kreeg, keek ik niet vreemd op van het feit dat Deep Purple opnieuw op de eerste plaats stond met "Child in time", want dat is intussen een traditie geworden (sings 1973 reeds nummer 1). Ook de notering van "Smoke on the water" op 52 was volgens prognose. De oproep in het vorige blad om lijstjes in te sturen met Rainbow's "Stargazer" heeft geen resultaat gehad.

Verbazingswekkender was daarom te zien dat Rainbow met "All night long" op 75 terecht is gekomen. Prachtig, mooi en gefeliciteerd, maar dat zet me aan het denken: waar zitten al die onbekende Rainbow-fans, die "All night long" als hun favoriet noteerden! Anyway, toch een mooi resultaat en volgend jaar moet Rainbow in de top 10 aller tijden.


WIE WANT MOOR

...de laatste pagina moet weer gevuld worden...van whitesnake hebben we de laatste drie maanden niets gehoord...op een paar optredens in duitsland na...de groep bestaat dus nog...er schijnt wel een nieuwe lp te zijn opgenomen...in japan is een dubbele live LP van michael schenker group uitgebracht...in amerika een 12 inch single van rainbow met...i surrender...can't happen here...jealous lover...weiss heim...child in time is weer op single verkrijgbaar in een ingekorte versie...de lp versie van woman from tokyo staat op de b-kant...van cozy powell verscheen exclusief voor nederland de single the right side...hetzelfde geldt voor anthony boy van graham bonnet...de rubriek info-stand is wegens ruimtegebrek weggelaten...maar de volgende keer zullen allerlei rariteitenvragen worden beantwoord...er komt interessante post genoeg binnen...geen paniek als je brief nog niet is beantwoord...ik zit tot mijn neus in het vele werk..maar ik pleeg nog geen harakiri...ik zie je misschien nog wel bij gillan in arnhem, den bosch of leiden...don airey is met ingang van 1 januari 1982 tot de groep van ozzy osbourne toegetreden...dit was het dan weer en tot de volgende keer maar weer..........




© Rainbow Fanclan 1979-1984